De avond waarop mijn telefoon aan zijn eind kwam, was een goede avond. Zo een van mooie gesprekken, slechte grappen en teveel wijn. Zo’n avond die niet klaar mag zijn, en toch stopt.
Ik zag niets van de weg die de bus reed door de nacht. Ik had het te druk met appen. De laatste minuten tikten weg voor mijn telefoon, maar er was niets dat daarop wees.
Inmiddels misselijk rolde ik de bus uit, terwijl ik uit alle macht nog probeerde te doen alsof ik nuchter was.
Ik redde het tot mijn voordeur. Ik redde het tot mijn toiletdeur. En ook de toiletpot wist ik te halen. Alsof het een altaar was, knielde ik ervoor neer. Ik hoorde een plons, en dat was geen geluid dat ik nu al had verwacht. Er was namelijk nog niets uit mijn keel gekomen. Wel uit mijn hand.