Mondkapjesstress

Het was maar een droom, en toch moest ik een mondkapje op. Alleen lagen al mijn mondkapjes nog thuis, en zo kon ik niet verder over straat. Gelukkig vond ik een winkel, zo’n rommelige, die zo ongeveer alles verkocht wat je zoal nodig kunt hebben, of denkt niet zonder te kunnen.
Van de verkoper mocht ik in een grote kist graaien waarin allerhande kapjes lagen. Ik paste ze allemaal. De een had kunsthaar in vlechtjes aan de oor-elastiekjes hangen. De ander was er een met een fopbril eraan. Ik deed er eentje op met belletjes, met een piratenlapje, en eentje met een sik. Ik paste een mondkapje met kant, dat open liet wat juist bedekt moest worden.
‘Ik wil gewoon een gewóne!’ riep ik gefrustreerd uit naar de verkoper, toen ik ze allemaal had geprobeerd.
Die rolde onwillig met zijn ogen en haalde uit een stoffige hoek nog een kist tevoorschijn. Ik vond een mondkapje van lichtblauw satijn. Dat bond de verkoper stevig voor mijn gezicht, zodra ik had afgerekend.
Misschien had die ene met de vlechtjes beter bij mijn outfit gepast, bedacht ik, toen ik even later weer op straat liep. Maar dit kapje ging beter bij mijn pyjama en ik was toch bezig wakker te worden.